“Slimme duurzaamheid moet overal doorheen lopen”

De Lifeport-regio wil groeien, in allerlei opzichten. Maar het wil dat wel op een groene manier doen. ‘Slimme duurzaamheid’ is daarom een belangrijke randvoorwaarde voor de regionale ambities. Drie betrokkenen – met dezelfde voornaam – vertellen wat slimme duurzaamheid precies is en wat er in de regio al gebeurt.
Jan Luijten is sinds 2020 verantwoordelijk voor slimme duurzaamheid bij The Economic Board. “Als regio zijn we goed in de clusters health, energy, hightech en food”, legt hij uit. “Maar als je daarin wilt groeien, stuit je altijd op grenzen, zoals het toenemende tekort aan niet-hernieuwbare grondstoffen. Slimme duurzaamheid houdt in dat we met innovaties duurzame transities willen stimuleren. Zo ondersteunen we ook onze belangrijkste clusters.”
“Als je kijkt naar de vraag hoe we met onze schaarse grondstoffen omgaan, zijn er slimme oplossingen nodig”, zegt Jan van Dellen, directeur van The Economic Board. “De noodzaak om daarin te veranderen wordt meer en meer beseft. Er worden nu mooie stappen gezet, door zowel ondernemers, kennisinstellingen als overheden.”
Dat vindt Luijten ook. “Deze regio heeft een enorme hoeveelheid kennis van duurzaamheid, maar ook veel betrokkenheid. We hebben de laatste jaren niet voor niets een groot aantal prijzen gewonnen. Maar die kennis was tot voorkort behoorlijk versnipperd bij allerlei organisaties, initiatieven en kennisinstellingen. Daar proberen we nu meer lijn in te brengen.” Daarvoor is een aantal jaar geleden het Lifeport Circular Lab in het leven geroepen: een triple helixgroep, onder regie van The Economic Board, die werkt aan de uitdagingen. “Niet opdracht-gestuurd, maar bottom-up”, aldus Luijten. “Met enthousiaste vertegenwoordigers van overheden, het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen die de handen uit de mouwen willen steken.”
Living lab
De triple-helixgroep zet zich onder meer in voor regionale leerprojecten. Luijten: “We willen studenten laten zien hoe interessant deze regio is, zodat we dat talent in de regio kunnen houden. Met dit soort leerprojecten helpen we bedrijven ook om innovatiever te kunnen zijn. Hogeschool Van Hall Larenstein wil als duurzaamste hogeschool van Nederland echt wat betekenen voor de regio. De HAN heeft dezelfde visie en gebruikt de regio als ‘living lab’. Ook de Radboud Universiteit (RU) is bezig met regionale leerprojecten.”
Hogeschool Van Hall Larenstein werd zeven keer op rij tot duurzaamste hogeschool verkozen en de laatste drie jaar tot duurzaamste instelling in het gehele hogere onderwijs, dus inclusief de universiteiten. Bestuursvoorzitter Jan van Iersel beaamt wat Luijten al zei: de school is erg regionaal betrokken. “Studenten en stagiaires gaan in het werkveld met duurzaamheidsvraagstukken aan de slag en onderzoekers werken aan vraagstukken die in de regio spelen. We doen bijvoorbeeld veel onderzoek naar de bodem. Die is hier anders dan in Friesland en dat vraagt daarom andere oplossingen. Dat maakt regionale betrokkenheid zo interessant.”
“We willen transitiemakers opleiden, mensen die verandering mogelijk maken”, vervolgt hij. “Daarvoor is een andere manier van denken nodig: je moet samen met belanghebbenden tot nieuwe oplossingen kunnen komen, oplossingen die je vooraf niet had kunnen bedenken. Dat is onze kracht. Alle transities houden verband met elkaar en dat maakt het zo complex. Oude oplossingen werken daarvoor niet meer.”

Kennis clusteren
Kennishubs kunnen ook een grote rol spelen. Connectr, de kennishub voor energie, is daarbij een lichtend voorbeeld. Luijten: “Daar wordt kennis geclusterd op het gebied van energie en ontmoeten studenten en bedrijven elkaar. Dat kan op het gebied van duurzaamheid ook.” Hij noemt drie thematische hubs die er nu zijn. De eerste is de campus Soil Valley, een initiatief dat wordt geleidt door Royal Eijkelkamp uit Giesbeek. “Daar werken allerlei partijen samen aan het herstellen van een gezond en duurzaam bodem- en watersysteem. De tweede hub is VIA-T, een kennis- en innovatiecentrum voor circulair bouwen. Daarnaast is er een samenwerking van kennis- en onderwijsinstellingen op circulair gebied: de HUB Gezond Circulair. Dat kun je zien als een contactpunt voor MKB’ers die circulaire vragen hebben.”
Ook Van Dellen en Van Iersel noemen Soil Valley als een belangrijk regionaal project. Van Dellen: “Het omgaan met de pieken van zowel regen als droogte is heel belangrijk voor deze regio. Bij het bouwen van huizen, wat een enorme opgave is, heb je daar veel mee te maken. Daarvoor is het onderzoek in Soil Valley heel belangrijk. Wat gebeurt er bij te veel of te weinig water en hoe kun je daar bij het bouwen op inspelen?”
Van Iersel benadrukt de belangrijke rol van water in het algemeen. “Water is cruciaal voor de regio, maar het water hier is ook heel belangrijk voor andere regio’s. Hier zit de kraan voor heel Nederland, dus wat wij hier doen heeft impact op het hele land. We hebben veel expertise op dat gebied. We leiden hier watermanagers op die met water-gerelateerde vraagstukken aan de gang kunnen. Die studenten zijn heel waardevol en daarom ook zeer gewild bij werkgevers.”
Luijten benadrukt hoe belangrijk het is om het regionale verhaal goed uit te dragen en de doelen te vertalen in programma’s en financieringen. Hij noemt de Regiodeal Arnhem-Nijmegen. “Daarin zijn drie aspecten benoemd: water en klimaat-adaptatie, circulair bouwen en circulariteit in het MKB. Over die drie lijnen hebben we zes voorstellen voor onderzoeken geschreven.”
Veel innovaties
We mogen trots zijn op wat er in de regio gebeurt, vindt Van Dellen. “Een van de dingen waar we goed in zijn is het geven van een tweede of derde kans aan afval. In Arnhem zit het bedrijf Save Plastics, dat in juni een Parel-award won. Zij maken onder andere lantaarnpalen, bruggen en zelfs huizen van bepaalde soorten moeilijk verwerkbaar plastic. Ongelofelijk gaaf om te zien! En op IPKW komt het afval niet meer van het industrieterrein af. Het wordt op allerlei manieren hergebruikt, bijvoorbeeld als warmtebron.”
Luijten deelt dat positieve gevoel: “Er is in de regio veel bijzondere kennis en er gebeuren mooie dingen. Op sommige vlakken zijn we als regio echt een voorbeeld voor anderen. Het aanpakken van hittestress in het centrum van Arnhem heeft bijvoorbeeld al veel landelijke aandacht gekregen. Ook de dijkverlegging bij Nijmegen, de stuwwal bij Berg en Dal, de luierrecyclingfabriek van ARN in Weurt en het recyclen van de componenten in telefoons door de DAR zijn prachtige projecten. Er vinden in deze regio veel innovaties plaats.”
Van Iersel is net zo positief. “Maar we zijn ook nog te bescheiden. Deze regio is echt een verborgen parel. Water en energie zijn hot topics en op die gebieden hebben we heel veel kennis. We maken stappen voorwaarts en de gemeentes willen ook mee. Iedere regio is bezig met duurzaamheid, dus daarin zijn we niet uniek, maar we zijn wel uniek in ons landschap, in hoe de rivieren hier lopen en in onze cultuur.”

Groen denken
Alle drie noemen ze wel een grote uitdaging: regelgeving. Van Dellen: “Zowel landelijk als regionaal zijn er regels die dit soort initiatieven in de weg zitten. Ook bij aanbestedingstrajecten worden bepaalde aspecten van duurzaamheid nog te weinig meegewogen.” Van Iersel: “Bij transities zie je altijd dat wetten en regels in de weg staan. Er komen mooie systeemoplossingen, maar de wet- en regelgeving loopt nog achter. Het is belangrijk dat overheden, bedrijven en kennisinstellingen elkaar daarin nog beter gaan vinden.”
De drie Jannen zijn vooral blij met de stappen die nu worden gezet. Van Dellen: “Er wordt goed samengewerkt in de regio, ook op triple-helix-niveau.” Luijten: “De toekomst is rooskleurig. Bewoners, overheden, bedrijven en kennisinstellingen denken groen.” Van Iersel: “Slimme duurzaamheid is iets dat door alles wat je doet heen zou moeten lopen. Op onze school is dat al het geval. Dat wens ik de hele regio toe. Want als je dat voor elkaar krijgt, kun je enorm veel meters maken. Daar wint iedereen bij.”