Duurzame en circulaire bouw vraagt om niet-politieke regie van overheid
Het stof van de provinciale verkiezingen was nog niet volledig neergedaald ten tijde van dit rondetafelgesprek. Duidelijk was al wel, dat de BoerBurgerBeweging in alle provincies de grootste partij was geworden en dat ze ook daarom in de Eerste Kamer een grote stem krijgen. Gaan de stikstofplannen op de schop? En wat betekent dat voor de woningbouw en de verduurzaming van het bestaande aanbod? Die onzekerheid voor de bouwsector draagt niet bij aan de versnelling van de bouw- en verduurzamingsopgave. Beter samenwerken binnen de triple helix en op lokaal niveau zou kunnen lonen. Maar hoe?
Deze en vele andere vragen passeerden de revue tijdens een rondetafelgesprek met een panel van negen deskundigen en betrokken partijen over dit onderwerp.
Aan tafel zaten:
- Ronald Leushuis, bestuurder van Talis en gastheer;
- Caren Schipperus, directeur van ALEX advocaten;
- Carol van Eert, burgemeester van Gemeente Rheden, bestuurlijk opdrachtgever van de Opgave Groene Groeiregio en lid The Economic Board;
- Rob Hagemans, directeur van Hagemans Vastgoedonderhoud;
- Jeanne van de Klok, directeur van WIL Groep;
Vincent Jansen, directeur Energie & Duurzaam beheer van Ariens Partner in vastgoedonderhoud en directeur Energie & Duurzaam Beheer bij Hendriks Bouw & Ontwikkeling; - Ina Hol, directeur WerkBedrijf Rijk van Nijmegen;
- Rob Withaar, commercieel directeur bij Talen Vastgoedonderhoud;
- Joep Burghouts, proceseigenaar marktontwikkeling bij De Variabele, een bedrijf dat ook in het vastgoedonderhoud zit.
In feite zat de complete triple helix aan tafel, waarbij het onderwijs vertegenwoordigd werd door twee niet-onderwijsinstellingen: het werkbedrijf en WIL Groep. Zij verzorgen beide in een andere rol (om)scholingen.
Technische oplossingen
Gastheer Ronald Leushuis trapt af met de stelling:
‘Het aardgasvrij maken van alle woningen slaagt alleen als er met regie vanuit de overheid een betrouwbare technische oplossing gerealiseerd wordt die betaalbaar is voor bewoners’.
Hij licht de stelling graag toe: “Technische problemen verdienen technische oplossingen,” stelt hij. “De duurzaamheidsopdracht is in feite een technische opgave, die in mijn opvatting veel te politiek gemaakt wordt. Dat maakt het veel moeilijker om de mensen uit leggen waarom verduurzaming nodig is. Te veel partijen bemoeien zich ermee terwijl ze naar mijn smaak terughoudender moeten zijn. Want dat maakt de technische opdracht veel te ingewikkeld. De verduurzaming is beter af met minder politieke aandacht.”
De overheid is politiek, dus hoe kan de overheid volgens Ronald Leushuis regie pakken zonder politiek te bedrijven? “De overheid is veel meer dan politiek en heeft ook uitvoeringsorganisaties. De overheid gaat ook over het bouwbesluit, het opstellen van criteria, vertaling van beleid en het creëren van duidelijkheid. Wij zijn erg gebaat bij eenduidige oplossingen, massa is kassa. Er is veel te veel variatie. Dat maakt het ook in de triple helix sfeer veel te ingewikkeld, dat maakt het opleiden moeilijk.”
Te veel innovaties
Dat kan Jeanne van de Klok alleen maar beamen. Ze creëert met WIL Groep de nieuwe aanwas voor de bouw en techniek en zij merkt dat veel van hun mensen zich serieus interesseren voor duurzaamheids- en energievraagstukken. De stelling die zij inbrengt is:
‘Het verduurzamen van de bouw gaat niet lukken zonder het (om)scholen van personeel.’
“Eerlijk gezegd weten we niet hoe we dat moeten inkleden,” zegt ze. “Waar wij behoefte aan hebben is een korte samenvatting uit de bouw van de eenduidige oplossingen op duurzaamheid. Dan bedenken wij wel de programma’s.” WerkBedrijf kampt met vergelijkbare problematiek. “Samen met de opleiders zoeken we continu naar hoe we moeten opleiden voor de nieuwe beroepen,” verduidelijkt Ina Hol. “Sommige dingen zijn nog wel uit te leggen, zoals modulair bouwen, maar hoe moeten we ze uitleggen hoe het werk er straks uit gaat zien?.” De veelheid aan nieuwe innovaties en het tempo waarop ze het daglicht zien, draagt niet bij aan de versnelling van de transitie naar duurzame en circulaire bouw, is een van de conclusies.
Toch vindt Vincent Jansen dat er wel succesvolle onderdelen zijn in bijvoorbeeld de energietransitie. “Denk aan de zonnepanelen en de warmtepompen. De centrale overheid heeft een subsidiepot gecreëerd, en daarmee de betaalbaarheid zeker gesteld,” schetst hij. “We hebben heel veel mensen opgeleid om zonnepanelen en luchtwarmtepompen te installeren. Het is behapbaar, we snappen het. Dat zou je met circulair bouwen ook kunnen doen.”
Hij vertelt dat hij in het jaarplan van Talis las dat de corporatie een circulaire oplossing wil toepassen. “We zouden als partners moeten bedenken welke oplossing dat zou moeten zijn. Het moet betaalbaar zijn, dus als we gezamenlijk twee à drie toepassingen selecteren, zouden we die kunnen aanbieden aan Talis.” Hij realiseert zich dat die oplossingen natuurlijk aan allerlei normen moeten voldoen. “Maar er zijn al circulaire toepassingen door die keuring gekomen.”
“De verduurzaming is beter af met minder politieke aandacht”
Kansen en verdienmodellen
Vincent Jansen ziet nog een belangrijke voorwaarde om circulariteit in de bouw toepasbaar te maken. “We moeten als bouwers circulaire opslag gaan realiseren. Stel dat Talis woningen gaat afbreken, dan zou je dat sloopmateriaal ergens willen opslaan, goed oormerken en weer inzetten in een volgend project. Daarvoor heb je dan een circulair platform nodig samen met opdrachtgevers, bouwers, slopers. Hendriks heeft al een dergelijk platform. Dat betekent ook dat je mensen moet opleiden om te weten welke materialen je op welke manier kunt hergebruiken.”
Jeanne van de Klok vindt dat we niet teveel moeten praten, maar gewoon de handen uit de mouwen moeten steken. “Zo ben ik met Rob bezig met het heroogsten van producten en daar zetten we mensen op in. Bijvoorbeeld bij woningreparaties materialen uit de sloop inzetten. Er kunnen allerlei regels zijn, maar als we gewoon beginnen, dan halen we de kinderziektes eruit,” oppert ze.
Rob Withaar ziet in dit kader de oplossing vaak heel dichtbij, maar de regelgeving staat vaak in de weg. “Uitgangspunt van circulaire economie is hergebruik van materialen in de bouw en renovatie. Maar de wetgeving staat dat in de weg omdat bepaalde producten nog niet voldoen aan standaard keurmerken maatvoering of beschikbaarheid van materialen,” vindt hij. Hij noemt het voorbeeld van boeren in Noord-Oost Polder waar hij hen probeert te verleiden tot het telen van vlas en hennep als bouwmaterialen. “Als wij de boeren productiezekerheid geven, dan willen zij misschien wel mee in de teelt van vlas en hennep. Maar dan zeggen de boeren dat hun andere gewassen in het gedrang komen, want die brengen veel meer op in de Europese markten. Dus je zit gevangen in een systeem van belangen,” verduidelijkt Rob Withaar.
De advocaat in de zaal ziet wel mogelijkheden in dit voorbeeld als onteigeningen vanwege stikstof zou plaatsvinden. “Voordat je aan onteigening toe komt, heb je altijd het minnelijke traject, en dan kun je dus afspraken maken. Het geld dat voor de uitkoop of transformatie was bedoeld, kun je misschien wel inzetten om de onrendabele top in deze transitiefase te financieren.” Dat zou mooi zijn, maar is nog ver weg denkt Rob Withaar hardop. “De boer moet ook verder op dit moment.”
Kaarten op tafel
“We zitten net als de boeren met het verdienmodel,” ziet Joep Burghouts. “Niemand komt in beweging. Niemand wil de eerste horde nemen, omdat de bestaanszekerheid in gevaar komt. Ik pleit voor meer regie op overheidsniveau.” Hij vergelijkt het met de uitfasering van de verbrandingsmotoren waar de overheid wel regie pakte en dwingende wetgeving maakte. “De inkt was nog niet droog en de Mercedessen, Audi’s en dergelijke komen meteen in beweging met elektrische auto’s.”
Toch neemt hij met de Variabele en partners een belangrijke stap, de eerste horde. “We hebben samen Takkenkamp Groep en Factory Zero een concept ontwikkeld dat heet CTRL2050. We hebben elk ons eigen verdienmodel. Met dat concept gaat een bestaande woning in een klap op gasloos. Technisch voldoet het aan de kaders van de corporaties,” laat hij weten. “We leggen de kaarten op tafel en hebben het als een open source gedeeld. Dus iedereen mag het concept gebruiken, want we krijgen het in ons eentje toch niet voor elkaar.”
Van Project naar programma
Ook Ronald Leushuis is huiverig om te experimenteren met corporaties. “Mijn huurders wensen geen proefkonijn te zijn,” maakt hij duidelijk. Gelukkig gaan er zaken ook wel goed. “We hebben de afgelopen jaren 7.500 woningen kunnen verduurzamen waardoor ons woningbezit nu gemiddeld label B heeft. Ik heb mijn huurders vooral uitgelegd wat hun voordelen zijn met de isolatiestrategie. Dus ook bij nieuwe innovaties moeten we uitleggen, wat de huurder ermee opschiet. Wat is het lonkend perspectief. Ik denk dat als Joep technisch een mooie oplossing heeft om te verduurzamen, hij mij niet moet overtuigen. Hij moet met mij dat zaaltje ingaan om het uit te leggen en als het past in mijn verdienmodel, dan wil ik het wel hebben. Ik ben heel blij bijvoorbeeld met de gemeente Nijmegen die een publiek warmtenet aanlegt. Hier pakt de overheid de regie. Ik kan mijn huurders uitleggen wat we gaan doen.”
Joep Burghouts wil wel met hem de zaaltjes in. “Bij Ronald komt dertig procent van zijn huurders op het warmtenet. Dus als wij komen met een all electric concept kunnen we daarmee nog eens veertig procent van het gas af krijgen,” stelt hij. Maar hij ziet daarvoor de noodzaak om niet vanuit projecten te werken zoals de partijen, ook de zijne, dat nu gewend zijn. “Innovaties moeten het liefst als open source beschikbaar komen en daarvan moeten we programma’s maken in plaats van projecten draaien.” Dat is ook het idee van Rob Hagemans. “Het denken in projecten is nog altijd de maatstaf in de gehele keten. Van planvorming en financiering tot en met productie,” zegt hij. “En dit projectdenken leidt tot vertraging waardoor de verduurzaming te langzaam gaat.” Dat bedoelde hij met zijn stelling die hij inbracht: “De enorme verduurzamingsopgave in de woningmarkt vraagt een wezenlijke andere wijze van denken in de gehele keten van voortbrenging: van project naar proces, van proces naar programma.”
De zaaltjes in
De zaaltjes in met huurders staat voor Ronald Leushuis synoniem voor de toepasbaarheid van een bepaalde oplossing. “We zijn aan deze tafel dromen en ideologieën aan het verwezenlijken,” scherpt Ronald Leushuis aan. “Maar de realiteit is blokkerend. Als je de realiteit niet meer meeneemt in de veranderingen waar je over spreekt, dan gaat er niets gebeuren.” Carol van Eert beaamt dat: “Wat ik vandaag vooral geleerd heb, is dat we terug moeten naar de zaaltjes. We hebben hier een goede regionale samenwerking en ook corporaties werken al heel lang samen. Ik geloof dat we focus moeten zetten dat we in de regio met elkaar tot enkele oplossingen moeten komen, die ons uiteindelijk gaan helpen.”
Toch krijgt Ronald Leushuis niet iedereen de zaaltjes in. “Wij moeten zover mogelijk wegblijven bij dat zaaltje, want wij werken als een rode lap op een stier vanwege de beeldvorming over ons,” vindt Caren Schipperus. “Wij juristen moeten de oplossingen faciliteren. Maar de reality check staat bij mij bovenaan dat lijstje. Wat is het probleem dat je wil oplossen en is dat ook het probleem van degene waar je mee in gesprek wil?” Zij noemt het voorbeeld van een zandwinner die wilde uitbreiden. De omwonenden klaagden al jaren over het verkeer. Dus kwam hij naar hen toe met een oplossing voor het verkeer en kon hij uitbreiden zonder tegenstand. “Het gesprek dat we hier hebben is een heel ander gesprek dat op straat plaatsvindt. Terwijl de belangen vaak gelijk zijn. Als je elkaar spreekt buiten de politiek en buiten de camera’s om, dan kun je elkaar altijd wel vinden.”
Ook Ina Hol ziet een rol voor WerkBedrijf. “Wij moeten aan onze mensen kunnen uitleggen waarom het zo ontzettend boeiend is om aan de slag te gaan in deze sector. 15.000 mensen in deze regio, die een mooie zijstap kunnen maken. We gaan het uitleggen, concreter maken en overtuigender brengen. Zo kunnen we een maatschappelijk probleem verbinden aan de opgave.” Jeanne van de Klok zit in een vergelijkbaar pakket met WIL Groep. “Ik zou graag aan de opdrachtgevers, de woningcorporaties en de co-makers, willen vragen als jullie een plan van aanpak hebben, leg die dan ook bij ons neer, zodat wij onze mensen kunnen trainen,” vraagt ze. “Het zou helemaal mooi zijn als wij de huurders van een woningcorporatie kunnen trainen en die vervolgens in hun eigen woningen kunnen inzetten. Maar we komen helaas niet achter de voordeur.”
Dit artikel is in het Ondernemersbelang Nijmegen-Rivierenland editie april verschenen